• De hond is een carnivoor (vleeseter). Zowel het spijsverteringsstelsel (lengte), het gebit (grote hoektanden, platte kiezen om botten te kraken, knipkiezen om vlees in stukken te trekken) en zijn enzymen, zijn passend bij een carnivoor. Het feit dat ze zetmeel kunnen verteren wil niet zeggen dat ze daarom omnivoor (alleseter) zijn, zoals vaak wordt beweerd. Hun natuurlijke dieet zal bestaan uit voornamelijk vlees(delen). De hond is dus een vleeseter. Dit wil zeggen dat het hoofdbestanddeel van zijn voeding uit vlees bestaat, een combinatie van botten, spiervlees en organen. Daarnaast is een kleine hoeveelheid plantaardige delen (met name vezels) nodig als voeding voor de bacteriën in de darm. Dit geldt ook voor de kat.
  • Een hond is een opportunistische carnivoor, dat wil zeggen dat hij wel carnivoor is, maar daarnaast vrij makkelijk koolhydraten kan verteren. Echter een grote hoeveelheid koolhydraten (zoals bv. zetmeel) is doorgaans niet wenselijk. Katten zijn obligate carnivoren, hun dieet is nog meer toegespitst op vrijwel uitsluitend vlees en vleesbestanddelen (bot, orgaan, spiervlees).
  • Rauw vlees heeft ten opzichte van verhitte voeding zoals blikvoer en brokken meerdere voordelen:
  1. Het bevat goede bacteriën die onderdeel uitmaken van een even- wichtige darmflora en daardoor zorgen voor een betere afweer
  2. Het zorgt voor minder afvalstoffen en belast het lichaam daardoor minder.
  3. De voedingsstoffen blijven grotendeels bewaard doordat er geen verhitting plaatsvindt; daarnaast komen de nutriënten in de juiste hoeveelheden, de juiste vorm én in de juiste verhoudingen voor.
close

Wishlist